Politieke filosofie
De westerse politiek gaat uit van een democratisch bestel, waarbij het volk (demos) heerst (kratein). Men kan zich echter kritisch afvragen of dit ideaal werkelijk wordt gehaald. Sommigen beweren dat egoïstische belangen van machthebbers roet in het eten gooien en ervoor zorgen dat het volk door die machthebbers, ondanks de officiële staatsvorm, alsnog in inspraak en vrijheid wordt belemmerd. Van een echte democratie is dan dus nog steeds geen sprake.
In een staatsvorm waar de mens zijn eigenlijke natuur centraal stelt en daarmee aansluit bij het metafysisch oerbeginsel van Onvoorwaardelijke Liefde, verdwijnen egoïstische motieven vanzelf. Het volk staat hier niet in dienst van politieke machthebbers, maar omgekeerd: politiek is enkel maar een faciliterende instantie die zich op de achtergrond houdt en mensen in staat stelt om hun eigen wezen en talenten zoveel mogelijk en in alle vrijheid te ontwikkelen. Politiek is dus volledig dienstbaar aan de maatschappij.
De gedachte echter dat het ‘volk heerst’ (democratie) blijft ongelukkig, want het werkwoord ‘heersen’ (kratein) impliceert nog steeds een soort machtsaanspraak, alsof het nodig zou zijn dat iemand de baas speelt. In een eenmaal volwassen geworden maatschappij beseffen individuen dat ‘de baas spelen’ een achterhaald principe is van een nog primitieve, want agressieve samenleving. Zo’n principe getuigt van een gebrek aan persoonlijke en gemeenschappelijke ontwikkeling. ‘Heersen’ is alleen maar nodig waar het gevaar van wanorde en chaos dreigt, dus als mensen elkaar constant bedreigen. Dat gevaar is evenwel in een op liefde gebaseerde maatschappij afwezig, waarmee het aloude heersen een achterhaalde notie begint te worden. Enkele afwijkende geesten – zoals psychopaten en machtswellustelingen – zullen het nog nodig vinden om over anderen de baas te spelen. Daarmee geven ze eerder blijk van een heimelijk egoïsme, dan van een oprecht gevoeld altruïsme. Zij vormen derhalve geen leidraad voor een harmonieuze samenleving.