Casestudie IV. De twijfel- en totaliteitservaring in de kunst
Studie naar de wijze hoe de twijfel- en totaliteitservaring in de diverse soorten kunst tot uitdrukking komen.
Kunst en de twijfelervaring
In zijn boek Lof der scepsis behandelt de Nederlandse classicus Rein Ferwerda onder meer het werk van de twee Amerikaanse en Joodse schilders Barnett Newman (1905-1970) en Mark Rothko (1903-1970). Na Auschwitz – volgens de Maieutics School een zéér expliciete twijfelervaring – neemt Newman afstand van de traditie en gaat abstract schilderen. Het ideaal van pure schoonheid is na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog een vreemd ideaal geworden. Ferwerda citeert Newman als volgt:
“In die tijd [de naoorlogse jaren] was het onmogelijk het soort schilderijen te maken die we voorheen maakten: bloemen, achterover liggende naakten en mensen die cello speelden. We moesten helemaal opnieuw beginnen, alsof het schilderen niet alleen dood was maar ook nooit had bestaan” (Lof der scepsis, p. 85).
Newman beschrijft in wezen hoe de kunstenaarswereld door een gruwelijke twijfelervaring totaal is ontwricht. Hij geeft aan die ervaring invulling door gebruik te gaan maken van abstracte symbolen die nog slechts diens persoonlijke gevoelens en gedachten uitdrukken. De algehele harmonie is immers voor de door het individu ervaren chaos geweken. “De postmoderne schilder”, zo verklaart Ferwerda, “geconfronteerd met de verschrikkingen die de mens zelf heeft aangericht (concentratiekampen, atoombommen), kan nog slechts zijn eigen ideeën creëren, zonder schoonheid, en die op deze manier aan de kijkers doorgeven” (Lof der scepsis, p. 86). Bij Rothko zien we dezelfde ontwikkeling. Ook hij begint zijn carrière als figuratief schilder, maar eindigt deze als abstract kunstenaar. Zowel Newman als Rothko staan sceptisch tegenover de traditionele standaarden voor schoonheid. Beiden trachten in hun kunstwerken het verontrustende en het chaotische een plek te geven.
Kunst en de totaliteitservaring
Geheel andersom verloopt de ontwikkeling van mensen met een totaliteitservaring. Het is bekend dat zij tijdens hun ervaring soms heel bijzondere klanken en/of muziek horen en/of buitengewone kleuren zien. Na hun ervaring proberen ze deze klanken en kleuren op aarde terug te vinden, onder meer via eigen kunstuitingen of in de natuur. Hier volgen enkele van hun getuigenissen:
“Ik hoorde heel mooie muziek. Formidabel mooie muziek, dat had ik nog nooit gehoord.”
“Ik hoorde een soort mooie fluitmuziek.”
“Ik hoorde een soort koormuziek. Het waren allemaal stemmen, heel in de verte. Ze zongen geen woorden, maar een lang aangehouden ‘aaah’-toon.”
“Toen hoorde ik een nieuw geluid: een lévend geluid, alsof het ’t rijkste, meest complexe, prachtigste muziekstuk was dat ik ooit had gehoord. Terwijl het volume toenam als een puur wit licht dat naar beneden daalde, verdween het monotone, mechanische kloppen dat, het leek wel een eeuwigheid, tot dan toe mijn enige gezelschap was geweest.”
“Zich richtend tot de zuster vroeg ze [de zus van de ik-figuur]: ‘Hoort u die muziek ook?’ En ze kreeg als antwoord: ‘Ik hoor niets.’ Op precies datzelfde moment haastte ik me naar de kamer en vroeg: ‘Waar komt die paradijselijke muziek vandaan?’ De akkoorden weerklonken zo luid dat ze me uit een diepe slaap hadden gewekt! Terwijl we hierover spraken, werd de muziek langzaam maar zeker zachter en hield tenslotte helemaal op. Ik keek naar mijn moeder: ze was overleden! Haar geest had haar lichaam verlaten, terwijl de laatste noot van de transcendente muziek te horen was.”
“Toen mijn moeder overleed in een ziekenhuis, werd ik door de zuster – het was midden in de nacht – gezegd dat ik in een wachtruimte moest gaan wachten, omdat ik overstuur was. Ik zat daar alleen en hoorde ongelooflijk mooie muziek, zingende koren. Op een gegeven moment ‘zag’ ik dat mijn moeder gehaald werd door twee engelen; ze brachten haar naar boven. Ze hadden haar onder haar oksels vast. Ik wist toen dat ze overleden was en ik hoorde de muziek niet meer. Een paar minuten later kwamen mijn tantes zuster en vader mij zeggen dat ze was overleden. Maar ik wist het al. Ik was nooit met paranormale zaken bezig en geloofde er eigenlijk helemaal niet in. Ik dacht dat iedereen die daarin geloofde gek was.”
“Plotseling, uit het niets, stond ik in een enorm groot grasveld met oneindig veel bloe-men in ontelbare kleurtinten; kleuren die je hier op aarde niet ziet. Alles was lichtdoorschijnend met ivoorwit […]. Alles was helder licht, maar het deed geen pijn aan mijn ogen, omdat het licht ook in mij was; ik wàs het licht.”
“Door de intense beleving van het liefdeslicht tijdens mijn BDE, word ik mijn hele verdere leven geroerd door luchten. Het licht dat door de wolken dringt, waardoor de wolken gaan stralen, geeft me iets terug van de andere kant, van het totaal. Ik zoek naar de prachtige kleuren in de bloemen waar de zon op schijnt. Geen enkele kleur haalt het bij de kleuren die ik tijdens mijn BDE heb gezien en toch ben ik altijd weer geraakt!”
Onderzoekers kunnen deze thematiek via de bestudering van kunstwerken en literatuur, via het houden van interviews en andere onderzoeksmethoden in kaart brengen. Kunst kan als een onthullende uiting van onze diepste zielenroerselen worden gezien. Mogelijk onthult zij aspecten van de twijfel- en totaliteitservaringen die via het normale taalgebruik niet of nauwelijks zijn te verwoorden!
Een boeiende vraag is voorts of en in hoeverre de reguliere kunst valt te vergelijken met kunstuitingen van mensen met een totaliteitservaring. Vallen er in dit kader algemene eigenschappen in kunstwerken te ontdekken? Onthullen die eigenschappen vervolgens iets over onze werkelijkheid? In hoeverre speelt liefde eigenlijk een rol in de kunst? Deze en vele andere vragen komen in casestudies als deze aan bod.